Afkomstig uit: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1956-1957, pag. 80-84. MARIA SIMON THOMAS (Rotterdam, 16 september 1901 - Amsterdam, 22 november 1955) Maria Simon Thomas werd geboren in Rotterdam, in deze stad bezocht zij de lagere school en het Erasmiaans gymnasium. Na een welgeslaagd eindexamen in 1919, ging zij een jaar naar het buitenland. In 1920 werd zij ingeschreven aan de Universiteit te Utrecht in de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte. Daar het oude Academische statuut nog van kracht was, viel het accent op de letteren, geschiedenis was bijvak. En juist de geschiedenis had haar voorkeur. Het statuut van 1921 opende nieuwe en wijdere perspectieven, de geschiedenis werd van bijvak haar hoofdvak, dit betekende echter niet dat de jonge studente aan de Nederlandse taal en letteren haar belangstelling onttrok. Maria Simon Thomas paarde aan een uitnemend verstand een warme liefde voor de studie, die zij ook in de bijvakken ruim opzette. Maar de studente studeerde niet alleen, zij gaf ook en graag haar tijd aan het verenigingsleven en bekleedde verschillende bestuursfuncties in de U.V.S.V. en haar subverenigingen. In later jaren bleef zij een belangstellend honorair in het wel en wee van haar oude "Club". De vriendschapsbanden aangeknoopt in de studente-jaren bleef zij aanhouden, want trouw was een sterke karakter-eigenschap van haar. Haar vriendschap werd gekenmerkt door trouw, hartelijkheid en bereidheid tot helpen, daar waar het nodig was. Bovendien had zij een onfeilbaar geheugen voor alles wat haar familie en vrienden aanging en een levendige belangstelling in hun lotgevallen. | |
|